Illustration from: http://jpbohannon.com/




IPA President Stefano Bolognini was interviewed on 4 September, 2013 by Filippo La Porta. The interview entitled ' Everything you every wanted to know about psychoanalysis' originally appeared in the online journal: Europa Quotidiano.



........................................................................................................................................................................................................................................................................................................

 
Translated: Josien Gussenhoven

Alles wat je wilde weten en nooit vroeg over psychoanalyse.
In een interview met Stefano Bolognini, de eerste Italiaanse genomineerde President van de IPA (International Psychoanalytical Association), kon ik hem alle vragen voorleggen, over wat ik altijd wilde weten over psychoanalyse, vragen die ik nooit stelde.



Mensen zeggen “ Ik ben in analyse” , maar eigenlijk beginnen ze aan een psychotherapie. Wat is het fundamentele verschil tussen die twee?
Het is een zelfde verschil als dat tussen twee mensen die samenwonen of die elkaar een keer per week ontmoeten. In analyse, los van de setting (bank of stoel), draagt de intensieve frequentie bij tot het diepgaand exploreren en tot de diepe emotionele band tussen analyticus en patient. Het is een “psychies samenwonen”.

Psychoanalyse houdt ook een cultuur in, een combinatie van psychologische theorieën over bepaalde aspecten van het menselijk functioneren ; maar vooral is het een vorm van therapie. Heeft het zin een om analytisch proces in te gaan en het puur als een intellectueel avontuur te zien of als een leerproces?
Dertig jaar geleden ondernamen veel intellectuelen een analyse om hun binnenwereld te verrijken, meer dan een genezend proces door te veranderen. Zij ontdekten niet zelden dat deze intellectualisering, al of niet gedeeltelijk, een afweer kon zijn. Dat komt nu niet meer voor: psychoanalyse vraagt tegenwoordig een economisch offer dat vroeger makkelijker te volbrengen was. Nu houdt men zichzelf minder voor de gek en gaan we direct naar de kern van de zaak en dat is het lijden en de noden van mensen.

Een psychoanalyse helpt een individu zijn om problemen te begrijpen, maar waarom wordt het gedachtegoed zo vaak, en soms ten onrechte, gebruikt om de maatschappij te begrijpen.
Toen Freud in 1921 “ Massapsychologie en Ik-analyse “ schreef, begon hij het psychoanalytische denken toe te passen op het leven van groepen en maatschappijen. Het model van individueel psychisch leven kan niet direct worden toegepast op de psychologie van de maatschappij als zodanig; echter, men kan de analogie tussen psychische structuren of fantasien en ideeën van grote groepen en die van het individu niet ontkennen. De kwaliteit van dergelijke observaties berust op wie ze maakt.
 

In de psychoanalyse staat de psyche boven de moraal. De psychoanalyticus heeft geen oordeel. In Italië, zoals Flaiano zei, hebben we maar een vijand, “ de scheidsrechter in een voetbalwedstrijd die zich onthoudt van een oordeel “. Kan dit ons ontslaan van een verantwoordelijkheid?
In de context van perversie, is de verwarring tussen goed en slecht een strategie ter manipulatie van het subject, dat gedesoriënteerd raakt waardoor hij het contact met deze basis waarden verliest.
De techniek van de psychoanalyse vereist een “opschorten” hiervan door te anticiperen op de associaties van de patient. Om zich te kunnen openstellen voor het onderzoeken van de eigen binnenwereld, moet de patient kunnen voelen dat er onbevangen en onpartijdig naar hem wordt geluisterd. Echter als een dergelijke verwarring in oorsprong pervers is, moet de analyticus deze dynamiek verduidelijken. Psychoanalyse vereist dat de patiënt bewust verantwoordelijkheid  neemt:  ter illustratie hiervan is een patiënt niet “schuldig” aan zijn of haar, zij het onderdrukte zij het bewuste, verlangens zolang zij hier geen actie op ondernemen; maar zij zijn wel “verantwoordelijk” voor deze verlangens, die zij in hun ontwikkeling en groei gaan herkennen en betekenis kunnen gaan geven. Zij zullen misschien hun ”vijand” willen ombrengen ( gevoelens en fantasieën plan je niet) maar moeten dit daarna vervolgens niet ten uitvoer brengen.

Een psychoanalyse geeft ieder van ons de sensatie van in het middelpunt te staan. De analyticus brengt ons hele eigen bestaan terug tot een overtuigend verhaal. Riskeert men hiermee geen narcistische bevrediging?
Ja,  maar in veel gevallen hebben juist de minder gegroeide aspecten van patienten dit nodig. Het gaat niet om het pamperen van een narcist, maar om hen eigenwaarde en zelfgevoel te geven,( of delen van hen zelf hierin te bevestigen) bij gebrek aan iemand die dit in hun ontwikkeling had kunnen voelen en doen voor hen.
Maar natuurlijk zijn er daarnaast de echte narcisten: zij zullen het tegenovergestelde ervaren in de techniek, die zich er hier op richt hen ontvankelijk te maken voor hun eigen houding en die te veranderen.

Ik ben nooit aan een analyse begonnen omdat ik beducht ven voor de ongelijkwaardige relatie met de analyticus, die er “natuurlijk” toe zou neigen zijn macht te misbruiken.
De relatie is niet gelijk, dat kan  niet en moet ook niet zo zijn, omdat de analyticus een fundamenteel functionele verantwoordelijkheid heeft in het werk met de patient. Maar op het menselijke niveau is er een abolute gelijkheid tussen beiden: zij zijn twee mensen, en moeten elkaar ook als zodanig  behandelen.

In de loop van een psychoanalytische relatie gebeurt er op een geplande wijze iets dat al eeuwenlang plaatsvond en “met blijde spontaniteit, voortkwam uit devotie en affectie” (Adorno), zonder enige noodzaak van een kunstgreep van sessies en hun liturgie.

Was het voor Freud echt zo slecht gesteld met de humaniteit?
Wanneer een psychoanalyse goed wordt uitgevoerd is het een bewuste weg met het focus op wat het individu nodig heeft om te groeien. Veel mensen kunnen een diepe en empatische relatie met anderen aangaan, wat een kostbaar en natuurlijk goed is. Maar psychoanalytische empathie is technisch iets anders: het heeft een andere technische complexiteit. Het vergt bijvoorbeeld in te kunnen tunen op de verschillende delen van een patient die op vreemde voet staan met elkaar, zoals wanneer hij affectie en haat voelt op het zelfde moment naar de zelfde persoon.

Zijn er naast de psychoanalyse andere wegen om lijden te bewerken, zoals dansen(zoals de psychoanalyticus Elvio Fachinelli mij een keer vertelde)?
Ja, er zijn andere wegen, die per geval verschillen en die iemand heel goed kunnen helpen. Zij sorteren echter een ander en meer plaatselijk effect, soms slechts oppervlakkig. Deze activiteiten kunnen nuttig zijn, maar slechts zelden brengen zij echte verandering van structurele en blijvende betekenis.

Voor sommige therapeuten van vandaag is het onbewuste bijna verdwenen: mensen onderdrukken of ontkennen niet zozeer meer iets ( het Super Ego verbied ons niets, in tegendeel, het moedigt ons aan ons uit te leven omdat dit het consumeren aanmoedigt). Dus ons probleem is niet zozeer hoe we ons zelf “kunnen bevrijden” van een toenemend fragiel Ego, maar hoe het te versterken.
Ja, dat is waar. Niet in de zin van dat het onbewuste helemaal niet meer zou bestaan, maar in de zin van dat het minder onderdrukt zou zijn, terwijl het centrale Ego zwakker is, maar meer gefragmenteerd en verward. In het verleden wilden mensen van een onderdrukkend Super Ego afraken, terwijl zij vandaag de dag moeten re-integreren, betrouwbare “objecten” vinden( in de zin van mensen en relaties) en in staat moeten zijn om met common sense en doorzettingsvermogen relaties met op te bouwen. De moderne mens is vaak arrogant, verward en eerlijk gezegd meer behoeftig dan je zou denken.